Binnen mijn opleidingen leerde ik veel over hoogbegaafdheid bij kinderen. Ook had ik verschillende hoogbegaafde oppaskinderen. Toch had ik geen enkel moment mijzelf erin herkend. Want in mijn optiek was ik alles behalve intelligent. Rond mijn 27ste levensjaar waren er verschillende coaches en hoogbegaafde mensen uit mijn privéleven die mij wezen op hoogbegaafdheid. “Ben je niet hoogbegaafd?” of “heb je al eens van hoogbegaafdheid gehoord”? waren vragen die gesteld werden. Toen ik het aan een hoogbegaafde buurtgenoot vertelde was haar reactie “ik dacht dat je dat al van jezelf wist, voor mij was dat allang duidelijk bij jou”. Binnen een korte tijd kwamen deze mensen en vragen onverwachts op mijn pad. Dit zette mij aan het denken, “maar ik ben toch geen Einstein?” Nee, want in mijn hoofd was ik dom. En al helemaal als ik er dan zoveel vanaf zou weten, maar het niet zou herkennen bij mijzelf. Achteraf was dit logisch doordat het binnen de opleidingen vooral gebaseerd was op hoogbegaafde kinderen die uitzonderlijk presteerden.
Nieuwsgierig als ik was, begon ik er toch veel over te lezen en mij te verdiepen in de wetenschappelijke onderzoeken. Daarnaast ging ik naar psychologen en coaches gespecialiseerd in hoogbegaafdheid. De puzzelstukjes vielen in elkaar. Altijd heb ik het gevoel gehad dat ik anders was. Ik voelde mij niet thuis in deze maatschappij. Uiteindelijk herkende ik mijzelf enorm in de hoogbegaafde volwassene (die het op latere leeftijd ontdekken). Als het ware leerde ik mijzelf opnieuw kennen, zodat ik van mijn kwetsbaarheden, mijn kwaliteiten kon maken.